Het is dinsdagavond even na elven. De magere opkomst van leden op de club heeft er hedenavond, de avond na Pasen, mede aan toe bijgedragen dat nu, op dit voor schakers betrekkelijk vroege uur, reeds alle partijen beëindigd zijn.
Gezamenlijk zitten we aan een tafel: De voorzitter, de competitieleider, de penningmeester, enkele niet bestuursleden , waaronder de materiaalman (hij is verantwoordelijk voor de stukken, borden en schaakklokken) en ik na te bomen over de dingen die geen keer meer nemen. De gespeelde partijen worden besproken. De een heeft een jonge – , de ander een oude borrel voor zich op de tafel staan. Weer anderen zijn van Frieschen bloed en drinken Beerenburg. Sommigen drinken gewoon een biertje. Slechts een enkeling drinkt Palm.
Plots, doch subtiel, verandert de voorzitter van onderwerp: Schaakklokken. Schaakklokken zijn meerdere malen een onderwerp van gesprek geweest op de afgelopen jaarvergaderingen. Er waren toen leden die in de gedachtewisselingen daarover nadrukkelijk pleitten tegen het gebruik van analoge klokken in dit digitale tijdperk. De vereniging, arm als zij financieel gezien was en is, had daar toen geen geld voor (een digitale klok bedraagt meer dan het dubbele van de aanschafkosten van een nieuwe analoge klok) en de voorzitter, regent als hij is geweest in zijn arbeidsverleden, suste toen subtiel de gemoederen. Daarom verbaasde me het ook zo dat juist hij net dit onderwerp te berde heeft gebracht, maar zijn mededelingen daaromtrent beluisterende betreft het hier een goedkopere variant van de digitale klokken die wordt aangeboden door de Bond. Zelf hoef ik niet per se met een digitale klok te spelen. Ik opper dan ook dat de charme van de analoge klokken die de club rijk is mij wel bevalt en dat ik voor een oude klok nog wel een 20 Euro op tafel wil leggen. Deze klokken worden immers nimmer meer gebruikt bij wedstrijden. De materiaalman pakt de sleutel van de kast waar de materialen zich bevinden en keert weder met de drie oudste klokken die de vereniging rijk is. Ik leg een biljet van 20 Euro op tafel en kies een van de drie klokken buiten dienst. Naast mij zijn er nog twee andere leden die voor dezelfde prijs een ander exemplaar kopen. Gefabriceerd door de fa. H. Koopman aan de Voorstraat 59 in Dordrecht. Prachtig handwerk van voor WO II. De penningmeester schrijft tegen twaalven bonnetjes uit. Eén voor mij en één voor elk van de twee andere kopers van een klok. Wanneer ik het prachtige, enigszins door de tand des tijds getekende, donkerbruine hout aan alle zijden aanschouw lees ik aan de onderkant: ‘GARANTIE van 29 Aug 1939 tot 30 Feb. 1941.’ Ik ben aangedaan, maar kan een glimlach niet onderdrukken. Februari schijnt dus dertig dagen te hebben geteld vroeger. Deze wetenschap schijnt voor mij een nieuw licht over het interbellum en de oorlogstijd. Daar hebben mijn ouders nooit over gerept toen zij vroeger over hun jeugd spraken. Zelfs mijn geschiedenisdocent heeft er nooit over gesproken tijdens de lessen over het interbellum. Het leven is verrassend en vol van steeds weer nieuwe leermomenten. Wel mooi.
Wanneer ik later met mijn trofe over de Boerendanserdijk huiswaarts fiets geniet ik van het zojuist door mij aangeschaft nostalgisch kleinnood. Als ik een kwartier later thuis ben aangekomen, zet ik de klok met twee uurwerken voor mij op tafel en luister ik naar het getik der uurwerken: tikketikketikketikketikketikketik. Ik ervaar het als zijnde bijna ongelooflijk dat dit fabrikaat van de fa. H. Koopman uit Dordrecht na bijna zeventig jaren nog steeds twee tijden wegtikt. Met het oprukken der secondewijzers schrijden de tijden voort. Het rechter uurwerk staat op tien voor half twee, de ander op even voor twaalf.
De tijden tikken voor mij voorbij. Een klok, twee tijden. Voor mij tikken, wanneer ik op één der knoppen druk, de tijden van weleer één voor één analoog aan mij voorbij. Nostalgie is tijdloos.
Ik sta op en loop naar mijn boekenkast. Van de tweede plank van boven pak ik het exemplaar van “Het Historisch Jaarboek van 1941 (deel I)” (op de twee planken daarboven staan de exemplaren uit deze reeks jaarboeken van voor het interbellum) en ga op zoek naar 30 Februari 1941. De datum staat er schuin gedrukt tussen aanhalingstekens in. De enige mededeling die eronder staat, luidt: “Zie het Historisch Jaarboek van 1939 (deel II, pagina 118. de datum 29 Augustus).” Ik ben teleurgesteld en weet genoeg. Ik poets mijn tanden, pak daarna mijn schaakklok, zet deze op het nachtkastje, en ga naar bed. Onder de nostalgische tikken van een der uurwerken van voor WOII val ik spoedig in slaap.
Herco Goedkoop, 31 april 2006
Recente reacties